Basisbedrag voor de berekening van de successierechten
De successierechten worden berekend op basis van de aangifte van nalatenschap.
Tenzij het tegendeel bewezen kan worden, behoren de goederen die de overledene bezat tijdens de drie jaar die zijn overlijden voorafgaan, tot zijn vermogen, ook al is dat in werkelijkheid niet meer zo. Het is dus mogelijk dat de overledene bepaalde sommen heeft geïnd tijdens de drie jaar die zijn overlijden voorafgaan (bijvoorbeeld bij een erfenis, of tengevolge van de verkoop van een onroerend goed), en dat deze sommen verdwenen zijn. Desondanks worden zij geacht deel uit te maken van het vermogen en zijn ze dus onderworpen aan de successierechten ten laste van de erfgenamen, zelfs als zij hiervan niet hebben genoten, en zelfs wanneer zij de erfenis hebben aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving.
Toegepaste tarieven
De tarieven van de successierechten zijn een bevoegdheid van de gewesten. Ze verschillen naargelang de laatste fiscale woonplaats van de overledene in het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waals Gewest lag. Deze tarieven zijn progressief, wat betekent dat ze oplopen volgens de belastingsschijven die verschillen naargelang het gewest. Om te weten welk bedrag verschuldigd is, zult u dus het Wetboek der Successierechten van het betrokken gewest moeten raadplegen.
De tarieven verschillen ook volgens de graad van verwantschap tussen de overledene en zijn erfgenamen.
Fiscale woonplaats
Had de overledene zijn fiscale woonplaats (de plaats waar de overledene effectief woont en familie heeft, en waar hij het centrum van zijn bedrijvigheid en de zetel van zijn zaken of van zijn bezigheden heeft gevestigd) in meer dan één gewest tijdens de vijf jaren die zijn overlijden voorafgaan, dan worden de tarieven toegepast van het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens deze vijf jaar het langst was.